Dying Light: The Beast duikt over een maandje op 22 augustus op en belooft een ouderwetse survival horror ervaring. Geen zombieparkour, geen open wereld vol fetch quests, maar gewoon: overleven, schuilen en hopen dat je het einde van de nacht haalt. Klinkt als een feest voor mensen die van adrenaline en klamme handjes houden.
Het is alweer even geleden dat Dying Light zijn stempel drukte op het zombiegenre, maar met The Beast lijkt Techland terug te grijpen naar de roots van survival horror. Verwacht dus niet het gebruikelijke gespring en geslalom over daken, maar een game waar je het gevoel hebt dat elk geluid je laatste kan zijn. De ontwikkelaars lijken volop te leunen op sfeer, beklemmende omgevingen en dat altijd aanwezige gevoel dat je net niet genoeg kogels hebt. Of überhaupt kogels. Het klinkt bijna als een ode aan de oude Resident Evil-dagen, maar dan wel met een modern Xbox-sausje eroverheen gegoten.
Voor wie een beetje klaar is met de over-the-top actie en eindeloze crafting, klinkt The Beast als muziek in de oren. Hier draait het niet om wie het grootste wapen heeft of de meeste zombies kan looten, maar om overleven met wat je hebt. Je bent kwetsbaar, de omgeving is vijandig, en de spanning wordt opgebouwd zonder dat je constant wordt afgeleid door zijmissies. Het is weer eens wat anders dan de zoveelste open wereld met waypoints en collectibles. Gewoon, back to basics: jij tegen de nacht.
Ben jij klaar voor een pure survival horror ervaring, of verlang je stiekem toch naar die parkour-moves van vroeger?
